29 :: Yes we should
Waarom het hoog tijd is dat de netwerkgeneratie Nederland gaat veranderen.
'Werk je in de politiek?' Vroeger was ik een klein beetje trots als iemand me deze vraag stelde. Toen ik mijn Haagse loopbaan in 2002 begon, als medewerker van Kamerlid en oud-minister Jozias van Aartsen, was ik zeer te spreken over mijn werkomgeving. 'Ja, het is reuze spannend en leerzaam!' was steevast mijn antwoord.
Tegenwoordig schaam ik me bijna als een gesprek op 'Den Haag' komt. Inmiddels ben ik lang weg bij Van Aartsen en heb ik een kortstondige carrière als ambtenaar achter de rug. Ook ben ik politiek redacteur geweest voor dagblad De Pers. Verslingerd aan de macht? Ja. Maar van het aanvankelijke enthousiasme voor de politiek is weinig over. Door tal van ervaringen en soms pijnlijke lessen kwam ik er de afgelopen jaren achter dat het politiek-bestuurlijke systeem in Nederland ontzettend in verval is, dat inhoud en visie steeds meer naar de achtergrond verdwijnen, en dat het land zelfs stuurloos dreigt te raken.
Juist in een periode waarin de 'megatrends' van globalisering, Europese integratie en de informatiesamenleving plaatsvinden, is de behoefte aan een daadkrachtige en flexibele overheid erg groot. Van politieke partijen zouden wij, eenvoudige burgers, een ferme analyse en een stevige strategie voor de toekomst van Nederland mogen verwachten. Als de wereld en de samenleving veranderen, moet ons bestuur dat immers ook doen.
Niets is minder waar. In mijn Haagse jaren heb ik van dichtbij gezien hoe partijen vooral met zichzelf bezig zijn en voorrang geven aan korte termijn-onderwerpen boven 'moeilijke' thema's die de media toch niet halen. Bij de ambtenarij overheerst de angst en is er een sterke cultuur van risicomijdend gedrag. In de politieke journalistiek ligt de focus op het verslaan van relletjes en botsingen van personen, waarbij de verslaggevers als kippen zonder kop van quote naar quote rennen. Intussen verandert de wereld om ons heen ingrijpend, zonder dat we daar een goed antwoord op formuleren.
Deze verlamming en versimpeling in Den Haag is een van de oorzaken dat burgers zich steeds meer afwenden van de politiek. Bij de leeftijdsgroep van twintigers en dertigers, die ik de netwerkgeneratie noem, is helemaal geen belangstelling voor de nationale democratie waar te nemen.
Hoe komt het dat de instituten aan het Binnenhof zo aftakelen? En waarom doet de netwerkgeneratie daar niets aan? Over deze vragen schreef ik het boek Change, dat begin juni is verschenen. Daarin vertel ik over mijn eigen ervaringen met 'het systeem', hoe de megatrends van Europa, globalisering en de opkomst van ICT ons leven veranderen, en hoe Nederland weer een stukje positiever kan worden. Voor die laatste opdracht wacht een cruciale taak van mijn eigen generatie.
Wat er aan de hand is
In opiniepeilingen komt voortdurend het beeld terug van de Nederlander die wel gelukkig is met zijn eigen leven (zeventig tot tachtig procent), maar niet met de eigen samenleving. Zo’n tweederde van de bevolking maakt zich zorgen over de toekomst van de natiestaat.
Die zorgen hebben alles te maken met een enorme maatschappelijke transitie en de onmacht van Den Haag om daarop te reageren. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, die met elkaar gemeen hebben dat ze niet gestuurd kunnen worden.
Allereerst het 'platter' worden van de samenleving. Tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw was Nederland een strak georganiseerde, hiërarchische zuilenmaatschappij. De fenomenale opkomst van nieuwe media (radio, televisie) stimuleerde het proces van individualisering, wat leidde tot het omvallen van de zuilenstructuur. De westerse mens vocht zich los van oude en beknellende structuren, gaf voortaan zijn voorkeur aan de comfortabele sofa boven de kerkbank.
Niet alleen kerken, maar ook andere verticale structuren als vakbonden en politieke partijen verloren de afgelopen decennia daardoor veel populariteit. De ledenaantallen zijn verschrompeld, burgers willen zich niet langer verbinden aan collectieve, van bovenaf opgelegde organisatievormen. Veel liever gaan ze eigen, horizontale verbanden aan, waarin ze vrijelijk kunnen communiceren en organiseren. Klein voorbeeld: een vriendin liep laatst weg uit een prominente VVD-commissie omdat het haar werd verboden direct contact te hebben met een Kamerlid. Dat moest toch echt via de voorzitter lopen!
Naast dit horizontaliseringsproces kreeg Nederland de afgelopen twintig jaar een enorme versnelling van Europese en wereldwijde integratie voor de kiezen. Na de val van de Muur in 1989 gingen de verhoudingen in Europa compleet op de schop. Binnen vijftien jaar trad het grootste deel van de Oostbloklanden toe tot de Europese Unie. In die tijd kreeg Brussel ook steeds meer macht en invloed, vanaf 2002 kon de Unie zelfs een eigen munt uitgeven. Er leek ook heel kort een Europese Grondwet te komen. Het komende jaar krijgen de half miljard inwoners van de EU een President.
Het einde van de Koude Oorlog maakte bovendien de weg vrij voor een versnelling van het globaliseringsproces. Handels-, financiële, culturele en menselijke stromen zijn in twee decennia geëxplodeerd. China kan in 2030 de grootste economie ter wereld zijn. Klimaatproblemen, terroristische dreigingen, financiële instabiliteit en energietekorten moeten op wereldwijd niveau worden opgelost, zelfs de Europese Unie kan maar een deel van de antwoorden leveren. De onderlinge interdependentie is te groot geworden – kijk maar hoe snel de crisis in Amerika in 2008 naar ons is overgewaaid.
Terwijl de wereld veel onoverzichtelijker werd, kreeg de burger in recordtempo meer informatie- en communicatiemogelijkheden. In 1995 werd internet voor een breed publiek toegankelijk, kort daarna deed de mobiele telefoon zijn massale intrede. Tegenwoordig zijn we verslaafd aan continue informatiestromen, willen we altijd en voor iedereen bereikbaar zijn. Jongeren vinden e-mailen intussen alweer ouderwets en voor hen zijn digitale vrienden even waardevol als offline buddies. De ict-revolutie maakt burgers nog véél onafhankelijker en autonomer dan ze al waren. Maar of ze dat leuk vinden, is een tweede.
Individualisering, Europa, globalisering en ict hebben het moderne leven structureel veranderd – en in een tempo dat de geschiedenis nog nooit heeft meegemaakt. Maar de mens kan slechts een beperkt aantal veranderingen aan, laat staan het aantal onzekerheden dat op hem afkomt. Wat blijft er over van de Nederlandse identiteit in de 21ste eeuwse grenzeloze – en stuurloze – wereld? Hoe houden we een samenleving leefbaar waarin iedereen zijn eigen gang kan gaan en de overheid buitenspel staat? Wat doen we met de overload aan informatie en keuzemogelijkheden?
In deze transitietijd zijn er meer vragen dan antwoorden te bedenken. Bovendien worden de traditionele instituten die vroeger antwoorden leverden, niet langer gehoord. Kerken, politieke partijen en overheden hebben hun gezag immers verloren. Wat rest zijn sterke opinieleiders die in hun eentje de weg naar voren (of naar achteren) wijzen. Intussen polariseert langzaam het publieke debat. Angst regeert, intellectualisme verdwijnt, de natiestaat lijkt ten onder te gaan door Europa en immigratie.
Het mes in Den Haag
De maatschappelijke onvrede wordt nog steeds op klassieke wijze bestreden. Politici gaan meer de wijken in om de' kloof' te dichten, ambtenaren stellen zich open voor contact met 'de' burger, er komen programma’s om onze identiteit te redden (een canon van de geschiedenis, een nationaal historisch museum). In plaats van dat politiek en overheid zich rekenschap geven van hun krimpende rol in de maatschappij, proberen ze juist de eigen legitimiteit te verstevigen en uit te bouwen.
Dit alles is een foute benadering van de 21ste eeuw. De transformatie van een verticale (zuilen)samenleving naar een platte (horizontale) maatschappij betekent dat burgers zichzélf moeten gaan organiseren in plaats van passief wachten op actief sturen door de overheid. Los onze problemen op! roept het volk. Natuurlijk, zeggen politici snel: wij gaan u beschermen tegen globalisering, wij bestrijden vanuit Den Haag de problemen die integratie oplevert, wij maken Nederland wel weer gelukkig. Terug naar het zonovergoten plein met het biertje!
Deze maakbaarheidsgedachte moet zo snel als het kan uit de publieke ruimte worden gebannen. De Haagse macht is weggelekt: terug naar de burger, en naar Brussel waar een groot deel van onze wetgeving wordt voorgekookt. Nederland is een klein landje, dat ondanks zijn relatieve economische gewicht (16e economie in de wereld) niet echt meetelt. Wij hebben geen greep op het Europese integratieproces, we kunnen niets doen aan globalisering (daar profiteren we grosso modo juist van). Binnen de eigen grenzen heeft de overheid ook steeds minder macht. Burgers zijn te individueel en te mondig geworden om als collectief aan te spreken – kijk maar naar de mislukte invoering van het rookverbod.
Veel eerder moeten we streven naar een kleine overheid en een overzichtelijke politiek, waarbij veel meer ruimte komt voor maatschappelijke initiatieven en verantwoordelijkheden om het sociale cement intact te houden. De overheid moet niet langer proberen elk aspect van het bestaan te ondersteunen, te beschermen en te controleren. Daarvoor in de plaats komt een staat die basisdiensten levert en collectieve zaken als onderwijs, zorg, transport en buitenlands beleid op hoofdlijnen vormgeeft. In jargon heet dat een faciliterende overheid die kaders schept, waarbinnen de bevolking én het bedrijfsleven hun eigen gang kunnen gaan.
Ook de nationale politiek moet drastisch hervormen. Met tien, elf partijen in de Kamer kan onmogelijk nog een fatsoenlijk debat worden gevoerd. Laat staan dat in die brij van partijen, van wie de meeste nauwelijks boven de tien procent bevolkingssteun uitkomen, een krachtig kabinet kan worden gesmeed. Ik houd mijn hart vast voor de volgende verkiezingen, want daar komt ongetwijfeld een coalitie van zeker vier partijen uit.
Een moderne democratie bestaat zoals de dvd-recorder van vandaag uit een paar knopjes, geen dozijn. Dat betekent een kleine en sterke Kamer van 75 zetels, waarin drie, maximaal vier politieke stromingen zitten, die op hoofdlijnen met elkaar debatteren. Een kabinet van zeven ministers geeft leiding aan een gestroomlijnde overheid, waarin thema’s als duurzaamheid en Europa een volwaardige beleidspositie krijgen.
Wat de netwerkgeneratie moet doen
Omdat de babyboomers al richting de uitgang manoeuvreren en de generatie x niets wezenlijks van zich laat horen, is het de taak van twintigers en dertigers om ons land definitief de 21ste eeuw in te helpen. Daartoe hebben ze alle sleutels in handen, zeker omdat zij een netwerkgeneratie vormen, maar ook omdat de nieuwe samenleving van onderop moet worden gebouwd en niet vanuit het landelijk bestuur.
Deze generatie zit fundamenteel anders in elkaar. Zij is opgegroeid in een tijd die veel dynamischer en hoopvoller was dan de periode van de Koude Oorlog. In onze jeugd bloeiden de economie en de vooruitzichten als nooit tevoren, waarbij de fysieke en mentale grenzen door Europese integratie en ict-ontwikkelingen als sneeuw voor de zon verdwenen. Het cynisme en de angst van de babyboomers wordt allerminst gedeeld.
De leden van de netwerkgeneratie geloven niet in verticale systemen en gaan liever – en makkelijker – verbanden aan die zich in netwerken vormen. Of het nu gaat om werk, vriendschappen of maatschappelijke activiteiten: (digitale) netwerken vormen voor de post-Koude Oorlog leeftijdsgroep de basis van het leven. Facebook, Hyves en LinkedIn zijn hiervan de bekendste (en meest zichtbare) voorbeelden. Bij de netwerkgeneratie hoort een positieve en internationale levensinstelling, en één op de drie is hoogopgeleid. Als twintigers en dertigers niet voldoende worden gestimuleerd en geprikkeld, gaan ze weg. Negatief gedoe, hiërarchische culturen en conservatisme vinden ze een gruwel.
Maar hoe gaat deze generatie een verschil maken in de maatschappij, als zij niet meer geloven in de oude structuren? Dankzij de netwerkinstelling is het mogelijk nieuwe verbanden te bouwen, waarin vrij van overheidsbemoeienis en op een transparante manier gewerkt kan worden aan het nieuwe Nederland. Dat gebeurt al heel concreet, zoals in weekendscholen waarin jonge professionals achterstandskinderen helpen.
'Oké, goede analyse. Maar welke veranderingen wil je dan precies? Wat is jouw beeld van dat nieuwe Nederland?' Dit soort reacties krijg ik steevast op mijn artikelen en toespraken over de netwerkgeneratie. Mijn antwoord is dat ik onmogelijk in mijn eentje een fundamentele visie op de toekomst van Nederland vorm kan geven, of met concrete voorstellen kan komen. Dat is dé uitdaging voor onze generatie, voor een leeftijdsgroep die in het publiek debat wordt weggezet als 'lui' en 'verwend'.
Daarom ben ik met een aantal andere denkers in 2008 denktank Prospect gestart. Dit is een platform voor twintigers en dertigers die zich maatschappelijk betrokken voelen, maar hun visies en ideeën niet kwijt kunnen in het oude systeem. Prospect organiseert geregeld bijeenkomsten waarin gebrainstormd wordt over allerlei onderwerpen. Ook geven we een e-magazine uit waarin jonge denkers hun analysekracht kunnen laten zien. En we zijn steeds meer aanwezig in het maatschappelijk debat om de stem van de netwerkgeneratie te laten horen.
Zeker duizend leeftijdsgenoten hebben zich inmiddels aangesloten bij Prospect, omdat zij het vuur van verandering in Nederland willen opstoken en af willen van het heersende cynisme. Zij realiseren zich dat de netwerkgeneratie een verantwoordelijkheid heeft om onze samenleving opnieuw in te richten. Hoe, dat weet ik nog niet, maar de wil en de energie zijn er zeker, evenals een grote opdracht die onze leeftijdsgroep op zijn bordje heeft liggen. In Amerika heeft de netwerkgeneratie al een beslissende rol gespeeld in de verkiezing van Barack Obama tot president. Kunnen we deze Change ook in Nederland tot stand brengen?