Waarom we minder kauwgom eten door de smartphone
Cultuurpessimisten geven de smartphone graag de schuld van zorgwekkende ontwikkelingen. Van het toegenomen narcisme bij millennials tot het onvermogen van de moderne mens om zich langere tijd te concentreren. Maar heeft de smartphone er ook voor gezorgd dat we minder kauwgom eten?
Als Microsoft-CEO Steve Ballmer kort na de presentatie van de eerste iPhone in 2007 tijdens een interview de vraag krijgt voorgelegd wat hij van Apple’s smartphone vindt, barst hij in lachen uit. Hij wil de iPhone niet meteen afschrijven, vertelt hij. Maar hij betwijfelt wel of de nieuwe slimme telefoon een succes zal worden. Al is het maar vanwege de prijs. ‘Vijfhonderd dollar? Dat is de duurste telefoon ter wereld!’ Ook het ontwerp van het toestel kan Ballmer niet bekoren. ‘Het heeft niet eens een toetsenbord, dus e-mails versturen is lastig.’
De opvolger van Bill Gates schat het potentieel van de iPhone compleet verkeerd in. Het toestel is niet de eerste smartphone op de markt, maar wel de smartphone die alles verandert. Alle concurrenten van Apple kopiëren het ontwerp van de iPhone met zijn grote scherm, vingerbediening en apps.
Nokia, op het moment dat de iPhone wordt geïntroduceerd nog de onbetwiste marktleider op de markt voor mobiele telefoons, raakt die positie kwijt en wordt in 2014 overgenomen door Microsoft – een van de laatste wapenfeiten van Ballmer als directeur. Apple overvleugelt niet alleen Nokia, maar ook Microsoft: de iPhone maakt Apple tot het meest waardevolle bedrijf ter wereld.
Goede gesprekken
De smartphonerevolutie heeft gezorgd voor grote economische veranderingen. In het jaar dat de iPhone op de markt verschijnt, zijn vijf van de tien meest waardevolle, beursgenoteerde bedrijven actief in de olie- en gashandel (denk aan Exxon en Shell). Het enige softwarebedrijf in de top tien is Microsoft.
In 2018 zijn de olie- en gasbedrijven allemaal uit de top tien gevallen. Hun plaatsen zijn ingenomen door technologiebedrijven. Daarvan staan er maar liefst zeven in de top tien, waaronder Google en Facebook. Dankzij de smartphone brengen mensen nog meer tijd door op hun sites en apps.
Minstens zo groot als de economische gevolgen zijn de sociale gevolgen van de introductie van de smartphone geweest. Opeens kan iedereen (bijna) overal online. Verdwalen behoort dankzij Google Maps tot het verleden. Hetzelfde geldt voor goede gesprekken in het café. Die worden tegenwoordig standaard onderbroken voor een blik op de smartphone. Om even een binnenkomend appje te beantwoorden of om op te zoeken hoe de presentator van Ren je rot ook alweer heette.
Toegenomen narcisme
Cultuurpessimisten geven de opkomst van de smartphone graag de schuld van allerhande zorgwekkende ontwikkelingen. Van het toegenomen narcisme bij millennials tot het onvermogen van de moderne mens om zich langere tijd te concentreren.
In haar boek iGen (2017) schetst de Amerikaanse psychologe Jean Twenge bijvoorbeeld een inktzwart beeld van de gevolgen die de introductie van de iPhone heeft gehad op de jeugd. Ze houdt de smartphone verantwoordelijk voor het toegenomen aantal psychische problemen bij jongeren.
Twenge wijst op (Amerikaanse) statistieken waaruit blijkt dat het aantal jongeren dat zich eenzaam voelt, omhoog is geschoten sinds de iPhone in 2007 op de markt kwam. Ook plegen jongeren vaker zelfmoord. Het aantal zelfdodingen onder 12- tot 14-jarige meisjes is tussen 2007 en 2015 maar liefst verdrievoudigd, weet Twenge. De psychologe legt een verband met het afgenomen persoonlijke contact als gevolg van de opkomst van de smartphone en het toegenomen socialemediagebruik.
Nicolas Cage
Nu is het altijd oppassen geblazen met correlaties. Dat twee fenomenen – de opmars van de smartphone en het toegenomen aantal depressies bij jongeren – tegelijkertijd plaatsvinden, hoeft nog niet te betekenen dat de ene ontwikkeling ook het gevolg is van de andere ontwikkeling, dat er een causaal verband is.
Er bestaan talloze correlaties tussen verschijnselen die niets met elkaar te maken hebben. Wie daar leuke voorbeelden van wil zien, moet maar eens de website Spurious Correlations van Tyler Vigen bezoeken. Vigen heeft een computerprogramma in een groot aantal databases laten speuren naar statistische correlaties tussen verschijnselen die niets met elkaar te maken hebben.
Zo ontdekte hij dat het aantal Amerikanen die in het zwembad vallen en verdrinken, gelijke tred houdt met het aantal films waarin Nicolas Cage een rol speelt. Hoe vaker er een film uitkomt waarin Cage speelt, hoe meer mensen er een verdrinkingsdood sterven.
Het jaar waarin de iPhone op de markt kwam, was bijvoorbeeld een bijzonder goed jaar voor Cage (vier films) en een bijzonder slecht jaar voor Amerikanen met een zwembad (123 verdrinkingsdoden). In jaren waarin Cage maar in één film speelt, bereikt ook het aantal verdrinkingsdoden een dieptepunt.
Onzeker voelen
De correlatie die de Amerikaanse psychologe Jean Twenge vindt tussen de opkomst van de smartphone en het afgenomen psychische welbevinden van jongeren, is minder makkelijk af te doen als een toevallige samenloop van omstandigheden dan bijvoorbeeld Tyler Vigens ontdekking dat het aantal scheidingen in de Amerikaanse staat Maine precies in de pas loopt met de ontwikkeling van de Amerikaanse margarineconsumptie.
Twenge stelt dat jongeren zich door de komst van smartphones vaker buitengesloten en onzeker voelen. Bijvoorbeeld als ze zien dat er een chatgesprek plaatsvindt tussen klasgenoten waarvoor zij niet zijn uitgenodigd, of als iemand anders meer likes en reacties krijgt.
Op het eerste gezicht een plausibele verklaring. Tegelijkertijd is het niet moeilijk een alternatieve verklaring te bedenken. Vlak nadat de iPhone op de markt kwam, brak bijvoorbeeld ook de grootste financiële crisis in decennia uit. Worden jongeren onzeker van hun smartphone of van de flexeconomie waar een fatsoenlijk betaalde, vaste baan voor een steeds kleinere groep is weggelegd?
Twenge meent dat de economische crisis niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de toename van psychische klachten. De psychologe bestudeerde samen met collega’s de resultaten van ruim een miljoen enquêtes die sinds 1991 werden afgenomen bij tieners, en concludeert dat er geen significante correlatie bestaat tussen economische problemen als werkloosheid en het welbevinden van de jeugd.
Ze wijst er voorts op dat tieners die veel tijd besteden aan internetten, gamen, sociale media, chatten, sms’en of tv-kijken, ongelukkiger zijn. ‘Tieners die meer dan vijf uur per dag online waren, hadden een twee keer zo grote kans om zich ongelukkig te voelen als kinderen die minder dan een uur per dag op internet zitten,’ schrijft Twenge.
Onbeschermde seks
Ouders hoeven sociale media en smartphones overigens niet helemaal in de ban te doen, stelt Twenge. Uit haar onderzoek blijkt namelijk dat jongeren die digitale media met mate (minder dan een uur per dag) gebruiken, gelukkiger zijn dan tieners die helemaal verstoken zijn van deze moderne technologie. ‘Enigszins verrassend,’ schrijft Twenge zelf.
Het is de vraag of dat inderdaad zo verrassend is. Zo blijkt uit onderzoek van de Britse onderzoekster Emily Frith dat kinderen wel degelijk baat kunnen hebben bij sociale media en internet, bijvoorbeeld om hun sociale vaardigheden en mentale veerkracht te ontwikkelen. Bovendien biedt internet jongeren met psychische problemen de mogelijkheid om anoniem hulp te zoeken.
Twenge en andere onderzoekers wijzen er bovendien op dat er sinds de introductie van de smartphone ook allerhande positieve ontwikkelingen zijn. Zo drinken jongeren tegenwoordig veel minder alcohol, raken ze minder vaak betrokken bij verkeersongevallen, roken ze minder vaak, en hebben ze minder vaak onbeschermde seks.
Daarnaast beginnen jongeren op latere leeftijd met seks. In de Verenigde Staten is het aantal tienerzwangerschappen daardoor gedaald tot een all-time low. Ook in andere landen, zoals Nederland en België, beginnen jongeren later te experimenteren met seks. Volgens Rutgers, het kenniscentrum dat elke vijf jaar twintigduizend jongeren ondervraagt over hun ervaringen met seks, had de helft van de jongeren in 2012 met 17,1 jaar geslachtsgemeenschap gehad. In 2017 was die leeftijd gestegen naar 18,6 jaar.
Hoewel de verhoging van de minimumleeftijd voor alcoholgebruik in 2014 daarbij ongetwijfeld ook een rol heeft gespeeld, verklaren deskundigen deze opmerkelijke stijging vooral door het toenemend internetgebruik. Daardoor ontmoeten jongeren elkaar minder in real life. ‘Als je niet bij elkaar in de buurt bent, kun je ook niet aan elkaar zitten,’ meent Linda Duits, die voor het Amsterdamse universiteitsblad Folia over seksualiteit schrijft, bijvoorbeeld.
Kauwgom
Een van de meest curieuze veranderingen die aan de komst van de iPhone worden toegeschreven, betreft de daling van de kauwgomconsumptie in West-Europa en de Verenigde Staten. Zo werd er in West-Europa vijf jaar na de introductie van de iPhone al een kwart minder kauwgom verkocht, terwijl de consumptie in de VS in negen jaar tijd met 15 procent daalde.
Het is verleidelijk om deze ontwikkeling af te doen als een toevallige correlatie die zo op de site van Tyler Vigen zou kunnen staan. Er is vast een andere verklaring die logischer is. Zo meent een in 2014 door de Volkskrant geraadpleegde analist van de Rabobank dat het imago van kauwgom te lijden heeft onder de ‘gezondheidstrend’. De bewuste consument kiest vandaag de dag eerder voor snoepgroente dan voor kauwgom. Een andere voor de hand liggende, door de Volkskrant opgeworpen verklaring voor de dalende kauwgomconsumptie is de vergrijzing. Kauwgom is immers vooral populair bij jongeren.
Het lijken valide verklaringen, maar kloppen ze ook? Er zijn redenen om daaraan te twijfelen. Ondanks de door de Rabobank-analist gesignaleerde ‘gezondheidstrend’ neemt de dropconsumptie bijvoorbeeld niet af in Nederland: die ligt al tijden op ongeveer twee kilo per persoon per jaar. Sinds 2007 is er bovendien sprake van een stijging van het aantal inwoners tussen de tien en dertig jaar: de groep die het vaakst kauwgom koopt.
Zou het dan toch de iPhone zijn? Volgens Mathias Dosne, directeur van de Franse divisie van voedselgigant Mondelez (bekend van onder meer Milka, LU en Trident), wel. Jarenlang werd de meeste kauwgom verkocht op het moment dat mensen in de kassarij bij de supermarkt stonden, vertelt Dosne in 2017 aan de Franse financiële krant Les Échos. Bij de kassa’s liggen de pakjes kauwgom netjes uitgestald, schreeuwend om aandacht op een moment dat je verder toch niets te doen hebt. Een ideaal moment om de impulskoper te verleiden.
Maar dankzij de komst van de smartphone hebben mensen die staan te wachten op hun beurt bij de kassa nu wel iets beters te doen dan om zich heen kijken. Ze grijpen naar hun smartphone om berichten van vrienden te lezen, om te checken of er nog iets nieuws is gebeurd in de wereld of om te kijken hoe de presentator van Ren je rot ook alweer heette (Martin Brozius).
Dit is een voorpublicatie uit Dat was niet de bedoeling, het nieuwe boek van Maarten Reijnders over onvoorziene gevolgen.